06 120 850 34 | info@luutjeniemantsverdriet.nl |
Martien van Schaik woonde tot 1967 aan de Hazenkampseweg nummer 132. Het was tevens het ouderlijk huis van zijn moeder en was van 1927 tot 1971 in de familie. Het is het huis naast het Bridgehuis, het middelste van een blok van drie huizen.
Ik ben geboren in ’46. Mijn ouders zijn getrouwd in 1942 en mijn moeder heeft in dat huis aan de Hazenkampseweg 132 gewoond sinds 1927, sinds het gebouwd is. De twee broers van mijn moeder waren allebei timmerman en die werkten voor de aannemer aan de bouw van het huis. Dat was M. Kropman. Mijn ouders zijn bij mijn oma in blijven wonen. Mijn moeder kwam uit een gezin met vijf kinderen, maar de anderen waren er allemaal al uit. Het was mijn ouderlijk huis tot 1967 en het is tot het overlijden van mijn moeder in 1971 in de familie geweest. Mijn oma is in 1946 overleden, een paar maanden nadat ik geboren ben. Mijn opa was al eerder overleden. Mijn vader en moeder waren al vrij oud toen ik werd geboren. Mijn moeder was van 1901. Het is eigenlijk een medisch wonder dat ik er ben en ik ben enigst kind gebleven.
In ’52 of ’53 hebben mijn vader en moeder het huis uit de erfenis gekocht. Na de oorlog hebben ze inwoning gehad. Dat was verplicht, vanwege de schaarste van woningen door oorlogsgeweld. Het is een gewone eengezinswoning, beneden een kamer en suite, met een kelder, een keuken, toilet. Boven twee heel kleine slaapkamertjes en twee grote kamers. En daar zat nog een vliering boven. Later werd daar een vlizotrap naar boven gebouwd, maar dat was later.
Die mensen woonden dus boven, woonkamer, slaapkamer, keukentje en een heel klein kamertje. Een douche was er niet. Ja, het was improviseren, hoor. Ik herinner me twee gezinnen, een stel uit Sittard en een stel uit Amsterdam. Die kreeg je toegewezen. Mijn ouders waren er nooit gelukkig mee. Die hadden natuurlijk liever een heel huis. Maar voor zover ik weet heeft het nooit conflicten gegeven. In een van die gezinnen is een kind geboren en toen werd het boven natuurlijk te klein. Wij woonden met z’n drieën beneden. Voor woonkamer, achter slaapkamer. Dat heeft een jaar of zes geduurd. Toen ik in ’52 naar de lagere school ging, waren ze denk ik al weg.
Ik heb op de kleuterschool bij de nonnen gezeten, op de Dobbelmannweg. De lagere school was de Antoniusschool, Verlengde Groenestraat. De St. Jansschool, naast de kerk, was meer voor het Willemskwartier. De Antoniusschool was voor mensen die zich iets beter voelden, om het zo maar te zeggen. De Hazenkamp was toen al chic. Op de Antoniusschool waren de leraren leken, soms wel roomser dan de paus, maar dat was toen zo. Het rijke roomse leven werd je met de paplepel ingegoten. Daarna ben ik naar het Dominicus College gegaan. Dat gebouw aan de Dennenstraat is nu helemaal weg. Dat was bij de paters. De docenten waren voor het merendeel leken, maar er waren ook wel wat paters. Er was een hbs en intern een gymnasium, een klein seminarie. Dat was strikt gescheiden. Er gingen op de Hazenkamp ook jongens naar het Canisius College. Dat had een extern gymnasium en HBS. Dat verdeelde zich zo’n beetje. Het Stedelijk Gymnasium bestond al, maar dat was in die tijd voor katholieken als vloeken in de kerk. Op de Akkerlaan had je een mulo. Daar zaten ook wat jongens uit de straat. Let op: jongens en meisjes op strikt gescheiden scholen.
Op de foto aannemer M. Kropman bij de oplevering van het blok van drie huizen in 1927.