06 120 850 34 | info@luutjeniemantsverdriet.nl |
Na de lagere school, halverwege de jaren vijftig, ging Toos naar de mulo. Dat was heel uitzonderlijk voor kinderen van de achterste school. Want daar zaten de kinderen uit het Willemskwartier en die gingen naar de huishoudschool. Toos haalde hogere punten dan de kinderen die van de voorste school kwamen. Dat kón niet, volgens de nonnen.
Voor de mulo moest je toelatingsexamen doen en daar slaagde ik voor. Die school was net gebouwd. Het is dat gebouw waar nu de sportschool in zit, op de hoek met de St. Hubertusstraat. De ene kant was mulo, de andere kant was huishoudschool. Ik ging daar naartoe en op de ene of andere manier ging dat niet. Ik zat naast een meisje dat bij mij wilde afkijken, dus hadden we dezelfde fouten. Maar ík kreeg een 3, want zíj kwam van de voorste school, dus het kon niet dat zij schuld had.
Op de mulo zaten vooral kinderen die van de voorste school kwamen. Alles wat Willemskwartier was ging naar de huishoudschool. Maar het liep niet, ik kon nooit goed doen en aan het eind van het eerste jaar bleef ik zitten. Dus ik zei in de vakantie tegen papa: ik wil niet meer naar die school. Dan moet je beter je best doen, zei hij. Ik heb mijn best gedaan, zei ik, kijk eens naar die punten, die heb ik toch niet verdiend. Een 4 voor godsdienst, pap, dat kán toch niet.
Want als er bij ons iets geheid zat dan was het dat wel. Godsdienst hoorde er bij ons gewoon bij, we kenden de catechismus van buiten. Daar begon hij over te denken en toen zei hij: dan ga ik er wel heen. Ik zei: dóe maar. Daar schrok hij van, dat had hij niet verwacht, want ik was heel verlegen. Hij ging, hij was weg en hij bleef weg. En iemand had gezegd: je vader moet tegen die nonnen zeggen dat je naar de openbare school gaat, dan ga je in ieder geval over, moet je opletten.
Mijn vader komt bij die nonnen en zegt dat zijn dochter het niet eerlijk vindt van die punten. Die heeft ze niet verdiend. Toen zei een van die nonnen: ‘Niet eerlijk?! Niet eerlijk?! Toos moest eens weten dat ze het over een religieus heeft.’ Maar ze ging de lijst er wel bij halen, dan kon hij het ook zien. Ze kwam terug: oh, meneer Bosch, wat verschrikkelijk. Ze hadden verkeerd op de lijst gekeken en het klopte niet. Nou, zei mijn vader, dan heeft Toos dus gelijk. Dan weet ik dat. Oh, meneer Bosch, maar Toosje moet terugkomen op school. Nee, zei mijn vader, Toosje komt niet terug op school, Toosje gaat naar de openbare school. Pa zei: ik dacht dat ze flauw viel!
Maar ik had genoeg van school en ik ben naar de huishoudschool gegaan. Daar zag ik al mijn kameraadjes van de achterste school weer. Daar kreeg je ook weer taal en rekenen, naaien, breien, koken. Als ik had geleerd dan haalde ik een 10 en zei de juf; wat dóe je hier, ga toch alsjeblieft naar een andere school. Dat heb ik nooit gewild, het was helemaal over. Daar heb ik naderhand wel spijt van gehad. Mijn zus Ans heeft hetzelfde meegemaakt. Achteraf blijkt: wij kwamen van de achterste school, maar wij haalden de hoogste punten. Dat kón niet.
Bij de jongens ging het ook zo. Naast de kerk stond een jongensschool, de St. Jansschool. Daar waar Doornroosje zit, aan de Verlengde Groenestraat, had je vroeger de St. Antoniusschool. Daar zaten alle jongens van hier en op de St. Jansschool zat zo’n beetje het hele Willemskwartier. Dat was eigenlijk hetzelfde verhaal. Je moest van goede huize komen wilde je op de Antoniusschool komen. Waarom onze jongens daarop terecht zijn gekomen, weet ik niet zo precies. Als je vader een goede baan had, mocht je naar de Antoniusschool. Zo niet, dan ging je naar de St. Jansschool. Dat was gescheiden.
Op de foto de St. Jansschool in 1948.